het katholicisme
Na de Franse tijd kwamen er weer kloosterlingen: zusters onder de Bogen (1837), broeders van
de Beyart (1840), Jezuïeten (1852), etc. Zij waren prominent aanwezig in het onderwijs en in de
ziekenzorg, en organiseerden tal van Heiligdomsvaarten, Mariacongressen en processies. De
Maastrichtenaren gingen dagelijks naar de Heilige Mis en werden veelal lid van broederschappen
zoals die van Maria Sterre der Zee. De kinderen waren onnozel tot hun zevende, bereikten dan de
jaren des onderscheids, en werden door hun Eerste Communie opgenomen in de Strijdende Kerk.
Veel mensen waren ontroerd door de berichten over verschijningen van Maria te Lourdes, Fatima en
Banneux. De devotie tot de Heilige Theresia van Lisieux was ook zeer verspreid: haar Kleine Weg
naar de zaligheid sprak velen aan.
Een typisch voorbeeld van negentiende-eeuwse Limburgse heiligheid gaf het heilig patertje
van Hasselt, pater Valentinus Paquay. Hij achtte zichzelf niets, bad en vastte voortdurend, en
volbracht zijn taken in stipte gehoorzaamheid, met blijdschap en tomeloze inzet. Hij bracht
vele uren door als biechtvader in de biechtstoel, noemde iedereen 'kindje' en doorgrondde de
zielen. Wat hij nooit gezocht heeft, gebeurde: iedereen zocht hem op in zijn nood, ook nu nog,
honderd jaar na zijn dood.
nog een plaatje
|