François Haverschmidt 1835-1894 (Piet Paaltjens)



How often said the milkman

How often said the milkman
in the morning to the maid:
'The steps are wet'. Ah, he knew not
that some person had wept at the gate.

Well, that THEY didn't know it is trifling,
but, alas, the fact that SHE
didn't know about it, either,
that was hard lines for me.


(Translation: H.F.H.Reuvers)


Wel menigmaal zei de melkboer

Wel menigmaal zei de melkboer
des morgens tot haar meid:
'De stoep is weer nat'. Och, hij wist niet,
dat er 's nachts op die stoep was geschreid.

Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
dat was minder; - maar dat ZIJ
er hoegenaamd niets van vermoedde.
Dat was wel hard voor mij.


(Origineel: François Haverschmidt)


To Rika

I saw you only once. Indeed, you were
sitting in a train that at full speed
rode to and past my train, which met you there.
So of all possible it was the shortest meet.

Yet, it lasted long enough to make
that I stumble as a zombie on my ways.
No more can I smile and no more take
happiness from spring or joy from sunny days.

Why, then, do you have that blonde hair
that's typical for angels? And why
do you have blue eyes so deep and fair?
You knew such features make me shy!

And why didn't you pass me any slower,
so you could jump out of the wagon just in time
to catch me by the arms with strength and power
and kiss me with your lips so full and fine?

You may have feared the trains they might collide?
But, Rika, I find nothing in my brain
better than be crushed, with much noise and delight,
you and me together, by one train.


(Translation: H.F.H.Reuvers)


Aan Rika

Slechts eenmaal heb ik u gezien. Gij waart
gezeten in een sneltrein, die de trein,
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

En toch, zij duurde lang genoeg, om mij
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

Waarom ook hebt gij van dat blonde haar
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als 't weerlicht, 't rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?


(Origineel: François Haverschmidt)