CURSUS DIFFERENTIAALMEETKUNDE


17. KROMTELIJNEN


Definitie 146 : In het algemeen zijn er in een punt op het oppervlak twee richtingen waar de normale kromming extreem is, namelijk die van de hoofdassen van de indicatrix van Dupin.
Men spreekt van hoofdrichtingen en hoofdkrommingen. Een kromtelijn is een kromme op het oppervlak waarvan de richting in elk punt een hoofdrichting is.

Toelichting 147: In planaire punten en navelpunten is elke richting hoofdrichting, dus op bollen en platte vlakken is elke kromme een kromtelijn.
In het algemeen echter vormen de kromtelijnen een orthogonaal net.

Stelling 148: De differentiaalvergelijking voor het net der kromtelijnen is (met 'Einstein notatie conventie')

(ah - ah) duα duβ = 0.

Bewijs: Neem in elke richting, bepaald door het quotiënt du2/du1, het punt (du1,du2) op de ellips a1 1 du12 + 2 a1 2 du1 du2 + a2 2 du22 = 1.
Men kan dan de hoofdrichtingen vinden met behulp van de stelling van Lagrange:
de extremen van k = h1 1 du12 + 2 h1 2 du1 du2 + h2 2 du22 onder de voorwaarde a1 1 du12 + 2 a1 2 du1 du2 + a2 2 du22 = 1 worden gevonden in richtingen (du1,du2) waar
(2 h1 1 du1 + 2 h1 2 du2, 2 h1 2 du1 + 2 h2 2 du2) evenredig is aan (2 a1 1 du1 + 2 a1 2 du2, 2 a1 2 du1 + 2 a2 2 du2).
De hoofdrichtingen worden dus gevonden uit (h1 1 du1 + h1 2 du2)(a1 2 du1 + a2 2 du2) = (h1 2 du1 + h2 2 du2)(a1 1 du1 + a1 2 du2).
Dit is precies de vergelijking uit de stelling.

Definitie 149 : Het product der hoofdkrommingen k1 en k2 heet totale kromming, dus ktot = k1.k2.
De som der hoofdkrommingen heet middelbare kromming.

Stelling 150 : De hoofdkrommingen worden gevonden door de vergelijking det(hi j - k ai j) = 0.

Bewijs: Voor de hoofdrichtingen (du1,du2) (die niet (0,0) zijn) geldt dat λ bestaat zo dat
(h1 1 - λa1 1) du1 + (h1 2 - λa1 2) du2 = 0,
(h1 2 - λa1 2) du1 + (h2 2 - λa2 2) du2 = 0.
Maar λ is dan hoofdkromming: als men de eerste vergelijking vermenigvuldigt met du1 en de tweede met du2, en dan de vergelijkingen bij elkaar optelt, dan vindt men dat k = λ voldoet aan de vergelijking van Meusnier (zie stelling 140).

Stelling 151 : De totale kromming voldoet aan ktot = det(hi j)/det(ai j). In verband met definitie 134 ziet men aan het teken van ktot wat voor punt men heeft.

Bewijs:Dit volgt eenvoudig uit het feit dat de vierkantsvergelijking uit stelling 150 luidt: k2(det(ai j) + k(...) + det(hi j) = 0.

Toelichting 151A : Volgens een stelling van Gausz (door hemzelf 'theorema egregium' genoemd), die we hier niet bewijzen, is de totale kromming een buigingsinvariant.
Voor de oppervlakken die isometrisch zijn met een plat vlak geldt dus dat de totale kromming overal 0 is (elk punt is parabolisch).

Stelling 152 : De parameterlijnen zijn dan en slechts dan kromtelijnen als h1 2 en a1 2 overal 0 zijn.

Bewijs: Als de parameterlijnen kromtelijnen zijn, vormen zij een orthogonaal net, dus a1 2 = 0. De differentiaalvergelijking van stelling 148 wordt dan: a1 1 h2 1 du1 du1 + (...) du1 du2 - a2 2 h1 2 du2 du2 = 0.
Dit is dan en slechts dan de differentiaalvergelijking du1 du2 = 0 voor het net der parameterlijnen als a1 1 h2 1 = a2 2 h1 2 = 0, dus (uitgaande van reguliere punten) als h1 2 = 0.


Opgave 153 : Bepaal de schroefoppervlakken (zie 125) waarvoor de meridiaankrommen kromtelijnen zijn.
(Oplossing: behalve alle omwentelingsoppervlakken voldoen alleen de schroefoppervlakken met f(u) = + cu √(c2-y2)/y dy ; de voortbrengende kromme (u,0,f(u)) heet dan tractrix.)

Opgave 154 : Bepaal de kromtelijnen van de torus.

Opgave 155 : Laat zien dat bij omwentelingsoppervlakken meridiaankrommen en parallelcirkels kromtelijnen zijn.


Opmerking 156 : Zijn drie stelsels oppervlakken gegeven zo dat door elk punt van ℜ3 van elk stelsel één exemplaar gaat, terwijl deze drie exemplaren elkaar twee aan twee loodrecht snijden, dan spreekt men van een tripelorthogonaal stelsel.
Volgens een stelling van Dupin snijden deze oppervlakken elkaar volgens kromtelijnen.


uitwerkingen


HOME