KATHOLIEKE KATECHISMUS

door HFH Reuvers



ZONDE EN SCHULD

In het begin leefde de mens in een 'aards paradijs'. Hij was nog onbedorven, zoals een kind of een hond. Hij scharrelde onbevangen zijn kostje bij elkaar. Als hij te oud of te zwak was, bleef hij achter in het bos. Dan stierf hij van de honger, of door de beet van een wolf. Maar hij was niet bang voor de dood. Die bestond voor hem eigenlijk niet. Want zolang hij er was, was de dood er nog niet. En als de dood er was, was hij er zelf niet meer.
De ellende begon, toen de mens ontevreden werd. Hij merkte dat hij invloed kon uitoefenen op de gang van zaken. Hij kon vallen zetten. Hij kon scherpe pijlen maken. Hij kon de wereld veroveren. Daarmee kwam het denken, en met het denken kwam de zorg en de angst. Want hoe sterk de mens ook was, aan zijn kracht kwam na verloop van tijd altijd een einde. En daar schaamde de mens zich over, ten overstaan van zichzelf en de anderen die hem verwijten maakten.
Had hij veel aandacht besteed aan de jacht, dan had hij geen oog gehad voor zijn vrouw. Deed hij lief tegen zijn vrouw, dan werden de kinderen lastig. Ging hij spelen met de kinderen, dan was hij niet aanwezig bij de rituelen rond de heilige eik. Zo besefte hij dat hij altijd en overal te kort schoot. Hij moest nu ook aan zichzelf denken. En hij droomde over de genietingen die hem niet vanzelf toevielen.

Wat was nu zijn grootste zonde? Dat hij niet wilde buigen voor God! Want, ook al had hij nog geen besef van het hiernamaals, hij zag nu wel in dat God de wereld gemaakt had, en dat hij totaal afhankelijk was van God. Maar daar had hij de pest over in. Was hij nu maar op zijn knieën gevallen om altijd en overal dank te zeggen aan God, voor het leven en voor de natuur, dan had hij zijn onschuld behouden. In plaats daarvan vloekte hij. Hij wilde zich niet uitleveren in handen van God. Hij wilde integendeel als het ware gelijk zijn aan God. Dan kon hij zich de genietingen van het leven verschaffen zonder zijn medeschepselen tekort te doen.
Ik wil niet zeggen dat de mens bij de pakken neer moest gaan zitten. Want vertrouwen op God is heel wat anders. En ik wil ook niet zeggen dat hij zich niet mocht verdedigen tegen zijn belagers. Maar nooit ten koste van onschuldigen! Dat besefte hij zelf ook wel. En hij verzon rituelen om zich te reinigen. Maar die schoten ook weer te kort. Want hij bouwde altijd ruimte in voor smoesjes, om zich niet totaal te hoeven overgeven aan God. Het was dan handig te zeggen dat de zon God was of dat God eigenlijk niet bestond.
Deze zonden geeft de mens door zijn voorbeeld mee aan het nageslacht. Zo is 'door de schuld van Adam' de 'erfzonde' in de wereld gekomen.


katechismus


HOME