13. Op 22 juli arriveerde ik voor de tweede maal in Wellington. Het station met het depot en
de stationsrestauratie, vol rokende en kaartende Maori's, was mij welbekend. Nadat ik een poosje
had uitgerust, begaf ik mij naar een restaurantje met uitzicht op de Beehive, het parlementsgebouw,
om te eten. Het dienstertje vroeg hoe het met mij was, en waar ik vandaan kwam. Zij was zelf
een tweede generatie "dutch kiwi" en sprak geen woord Nederlands. Ze kon zelfs haar naam,
Daalkamp, niet uitspreken. Ze maakte er "del Kemp" van. Toen de avond viel dronk ik chocolade
in een verlaten lunchroom in de lange eenzame winkelstraat, en nam mijn intrek in het middenklassehotel
waar ik al eerder geweest was. Daar kreeg ik de volgende morgen het klassieke Engelse ontbijt:
koffie en brood, eieren en vruchten, opgediend door een deftige butler.
Tegen elf uur begon ik aan de lange klim tegen de heuvel op, naar Victoria University. Het
ging steil omhoog tegen vele tientallen stenen traptreden. Van boven af heeft men een prachtig
uitzicht op de stad en de haven. Ik vroeg de weg aan een studente, en maakte een praatje met
haar. Ik vertelde dat ik hier een lezing ging geven.
Professor Nonweiler was er nog niet. De secretaresse gaf me zijn telefoonnummer en ik belde
hem uit bed. Ik hoefde niet lang te wachten, want, eenmaal wakker, bleek hij een snelle en
accurate man. Hij heeft krullen en gaat nonchalant maar toch correct gekleed. Hij spreekt vlot
maar duidelijk, terwijl hij zijn pijp stopt. Pratend over koetjes en kalfjes bevestigt hij de
afspraken tussen neus en lippen door.
We gingen samen lunchen. Hij stelde me aan professor Goldbladt voor, een jonge man met baard en
lang golvend haar. Ik besprak met deze laatste de vraagstelling van mijn proefschrift. Ook
maakte ik kennis met een jonge wiskundige die hardhorend was, en later mijn inleider zou zijn.
In de middag sprak ik met mrs Sharleen Forbes, een statistica, met wie ik de aard van mijn
hardhorendheid besprak. Ik vertelde haar dat ik thuis de Nederlandstalige televisiespelen niet
kan volgen, maar dat ik geen moeite heb met een gesprek onder vier ogen, zoals zij ook zelf
kon constateren. Zij introduceerde mij bij de Correspondence School, waar zij zelf in deeltijd
werkte. Zij werken daar allemaal op één grote zaal, aan bureautjes gescheiden
door triplexwanden. Ik solliciteerde later vanuit Nederland naar een gecombineerde betrekking
bij de Correspondence School en de Universiteit, zoals je je dat nog wel zult herinneren. Het
was hier bijna raak. Het enige beletsel was dat ik met mijn gezin in Nederland woonde,
terwijl ze een Nieuw-Zeelander bij de hand hadden die aan de minimum-eisen voldeed. In zo'n
geval kunnen ze bij de inspectie van de immigratiedienst niet aannnemelijk maken dat ze aan
een buitenlander de voorkeur geven.
Professor Goldtbladt bracht mij met zijn auto naar het Travellodge Hotel, dat zij voor mij
uitgezocht hadden. Het was halverwege de helling gelegen, en je kon er je eigen potje koken.
Er stond een Fidzjiaan te roeren in een ketel rijst met kruiden.
14. De volgende dag sprak ik op verschillende plaatsen in de stad met diverse instanties:
het ministerie van onderwijs, het ministerie van gezondheid (waar ze statistici nodig hadden),
de state services (waar ze informatici nodig hadden), en de Polytechnic. Je loopt er naar
binnen, je vertelt je verhaal, en je loopt weer naar buiten. Daar schiet je dus absoluut niks
mee op. Gelukkig was het prachtig weer.
De jonge man op de Polytechnic die daar over de wiskunde gaat, beweerde in alle ernst dat ik
accentloos Engels sprak. Ze beweren ook dat alle wiskundeleraren hier aan de slag komen.
Daarom nam ik een abonnement op de Education Gazette. Zoals je weet, heb ik vanuit Nederland
in twee ver van de grote bevolkingscentra gelegen plaatsen naar een leraarspositie gesolliciteerd.
Uit beide plaatsen ontving ik een berichtje dat mr Zus of mrs Zo de positie had aanvaard, en
welbedankt voor de getoonde belangstelling.
Op de ambassade trof ik de plaatsvervanger van Knottenbelt. Hij vertelde dat wij Nederlanders
geen work permit nodig hadden, omdat er een afspraak bestaat tussen Nederland en Nieuw-Zeeland.
Maar deze regeling is aan niemand bekend. Ik ging terug naar de universiteit en kwam de
studente weer tegen die mij de vorige dag de weg gewezen had. Ik zei dat ik nu net op weg was
naar de collegezaal.
De lezing ging goed, maar niet zo goed als in Palmerston North. Er waren vijftien luisteraars,
waarvan de meesten blijk gaven de lezing goed te volgen. Daarna vergoedde professor Nonweiler
mij de verblijfskosten. Ik bedankte hem voor de interviews die hij de vorige dag voor mij
gearrangeerd had. Ik nam afscheid van een opmerkelijk man. In een land als Nieuw-Zeeland,
waar men wilskracht en doorzettingsvermogen hoger aanslaat dan cultuur en fijnzinnigheid,
ontmoet je maar zelden een Frans type als Nonweiler.
15. Ik bond een label aan mijn koffer en bracht mijn koffer naar de bus-balie. Ik kocht een
kaartje en nestelde mij in een der behaaglijke zetels van de touringcar. Het weer was goed.
Ik verheugde mij op een leerzame reis naar Rotorua. Wij reden langs Palmerston North en Taihape
naar het noorden. Hoe Taihape er uit ziet, kan ik je niet meer vertellen. Maar in de loop van
de middag waren wij geleidelijk op het centraal plateau van het Noord-Eiland geraakt. Hier lag
nog sneeuw langs de weg. Ik zag een eenzaam vliegveldje en vroeg me af wie er nu hier naar toe
moest. Ik zag verschillende bergtoppen, waaronder Mount Ruapehu, en het meer van Taupo. Tegen
de avond kwamen we aan in de zwavelstad Rotorua.
Vanuit de bus had ik op sommige plaatsen damp uit de grond zien opstijgen, en nu woelde
ik met mijn vingers in het warme zand. De geur van zwavel hing overal. Ik slenterde met mijn
handbagage door de rechte straten van de stad.
Mijn koffer was niet meegekomen. Ik deed navraag bij de Rail-Road Services, en de Maori-beambte
verzekerde mij dat de zaak in orde zou komen. Ik ging bij Wimpy eten, en zou de volgende dag wel
weer eens komen kijken of mijn koffer er al was.
Waar slapen? Het was al laat geworden, dus ik ging maar bij de politie binnen om een adres te
vragen. Een rumoerige groep Maori's kwam de deur uit waar ik binnen ging. Een agent bracht mij
naar het Spa Tourist Hotel bij de bussen van de Rail-Road Services. Een vriendelijke gastvrouw
schreef me in en liet me mijn kamer en haar polynesisch bad zien. Dit bad was een kuil in de
grond met een afdakje er boven, gevuld met heet grondwater. Ik ben er meteen in gegaan en er
wel een kwartier in gebleven.
De volgende morgen had ik dringend een schone onderbroek nodig, vond ik zelf. De koffer was er
toen nog niet. Dus ging ik een winkel binnen en kocht een onderbroek en een paar sokken. Wat
de verkoopster er van dacht, zal niemand ooit weten. Ik heb het haar niet gevraagd.
Vervolgens kocht ik een dagtochtkaartje bij het touringcarbedrijf. "Where are you from?",
vroeg de chauffeur, die in een opperbeste stemming was. Het was een mooie, zonnige dag.
We reisden langs geisers en kratermeren en zagen het "begraven dorp", waar de vulkaan Tarawera
in 1886 zijn slachtoffers maakte met gloeiende lava.
De kokende, pruttelende modder die hier en daar opborrelt, maakt nog steeds slachtoffers: nog
onlangs sprong een man zijn hondje achterna in de modderpoelen, en beiden kwamen om. De Maori's
gebruiken de poelen om er hun eten in te koken.
16. In het Spa Tourist Hotel verbleven ook twee Engelse leraressen wiskunde, die juist vijf
jaar in Singapore gewerkt hadden. Ze waren in Auckland, net als ik, in hotel Ivanhoe geweest,
en hadden het er vreselijk gevonden. Verder waren er: een Australische buschauffeur die in
Italië geboren was en iedere week met zijn moeder in Italië belde, twee kauwgum
kauwende grieten die onverschillig en onverstaanbaar waren, en tenslotte de echtgenote van een
Australische zeeman, die haar over enkele weken weer zou komen oppikken om haar mee terug te
nemen naar Australië.
De Italiaan vertelde me over de ruwheid der Zuid-Afrikanen, in wier midden hij enkele jaren
gewerkt had. Hij legde me uit dat de Boeren grote gezinnen hadden. Zeventig procent van de
Zuid-Afrikanen spreekt Afrikaans. Maar de Engelsen zijn er de baas geworden omdat zij een
sterker thuisfront hadden in Europa. De Australiërs staan hem ook niet aan.
Ik bezocht met hem het Maori-museum, waar prachtig houtsnijwerk te bewonderen is (griezelige
maskers met uitgestoken tongen). De Maori's hebben zeer dapper gevochten tegen de blanken in
twee Maori-oorlogen. Deze oorlogen begonnen pas toen zij in de gaten kregen hoe zij bedonderd
werden door de blanke man. Grond is heilig voor de Maori, omdat zij onverbrekelijk verbonden
is met de geschiedenis van de clan. Toen de blanken grond kochten van de Maori's, vertelden
zij er niet bij dat de verkochte grond niet meer betreden mocht worden.
De Maori-optredens die ik die avond zag, zal ik nooit meer vergeten. De ingehouden kracht van
de mannen met hun lange stokken, de welkomstliederen van de vrouwen in haar kano's, het
ceremonieel met de uitgestoken tongen. Ik voelde mij in het verloren paradijs.
17. De volgende dag deed ik de was in de wasserette. Daarna nam ik de bus naar het nabijgelegen
Ngongotaha. Mijn doel was een eind buiten het dorp gelegen: het huis van de familie Vleeschhouwer.
Ik liet me de weg wijzen en wandelde er heen. Ik zag een paard staan dampen onder een
paardendeken. Een vrachtwagenchauffeur bood me een lift aan voor de laatste meters.
Mevrouw Vleeschhouwer gaf me een lunch en toonde mij haar pasgeboren lammetjes. Haar man is
een schapenboer. Hij draagt de geruite pet die daar bij hoort ook binnenshuis. De heer
Vleeschhouwer vertelde mij dat Nieuw-Zeeland geen paradijs is, en dat de belastingen er hoog
zijn. Ik maakte foto's voor oma Vleeschhouwer in Nederland.
Mevrouw Vleeschhouwer bracht mij naar Fairy Springs. Ik zag er de loopvogel kiwi in een donker
hok. Verder vechtende en springende forellen, silver ferns (de varens die op de munten staan
afgebeeld), en een duikende eend die wel drie meter diep kan duiken. Daarna nam ik de bus terug naar
Rotorua.
Die avond ging ik uit eten met de echtgenote van de zeeman. Zij is een pittige dame van
middelbare leeftijd. Wij gingen vervolgens nog naar een ander Maori-concert. Hier was de
kwaliteit minder, maar de sfeer gemoedelijker. Een forse, doortastende Maori-dame vertelde
over de komst van haar stam naar Rotorua, "het tweede meer",nu zo'n honderd jaar geleden.
Ik bezocht de volgende dag de familie Timmer, die aan het meer van Rotorua woont.
Meneer Timmer kwam me halen aan de deur van het Spa Tourist Hotel. Hij vertelde van zijn
emigratie, dertig jaar geleden, en hoe hij zich na een moeilijke begintijd verbeterd had.
Nu bezat hij twee huizen en drie auto's, twee caravans en een boot, etcetera. Hij heeft
een mooie bungalow en een groot stuk land, een lieve vrouw en twee sportieve kinderen.
De zoon is een waterski-kampioen, en dat soort dingen telt zwaar in Nieuw-Zeeland. Het
meisje en de vrouw spreken nog Nederlands, maar de man en de jongen zijn Dutch Kiwi's
zonder moedertaal. Ik gaf ze een Hollands liedjesboek. Het was erg gezellig. Meneer Timmer
gaf me nog een boodschap mee voor zijn zus, een van onze buren in Eindhoven. Daarna was het
tijd voor mij om op te stappen. Hij reed me terug naar Rotorua.
Daar sprak ik nog even met mijn Italiaanse vriend. Hij vertelde me dat hij in Hongkong
eens een dansvoorstelling had meegemaakt van hoge kwaliteit, maar hij was de enige toeschouwer.
Succes is niet altijd een zuivere graadmeter voor kwaliteit.
18.In de ochtend van 29 juli nam ik de bus naar Tauranga. Het was helder, fris en zonnig
weer. Onderweg zag ik sinaasappelboomgaarden en klaprozen.
In Tauranga gaf ik mijn koffer in "safe deposit", maar omdat ik geen reçu kreeg,
heb ik hem na wat twijfelen maar weer opgehaald. Ik kon hem zo meenemen, want hij werd in het
geheel niet bewaakt.
Er is een palmstrand in Tauranga, aan de Bay of Plenty. Aan een kleine steiger ligt een kleine
veerboot, en die vaart op gezette tijden naar Mount Manganui. Omdat onze buren in Eindhoven er
van verteld hadden, besloot ik er heen te gaan. Mount Manganui is een heuvel op een
schiereilandje. Er grazen schapen en wilde konijnen. Het schemerde al, en ik dacht dat ik er
alleen was. Maar halverwege het slingerpad naar de top ontmoette ik er Mike Heisinger. Het
was net of ik Jezus ontmoette, en helemaal naar het andere eind van de wereld gereisd was om
Hem hier te ontmoeten. Maar bij nadere kennismaking bleek hij een Amerikaanse jongeman te zijn
met een Nederlandse vader, en hij trok door de wereld om levenservaring op te doen.
Op de veerboot terug naar Tauranga ontmoette ik een oude onderwijzeres, die tegen me zei:
"Het moet heerlijk zijn daar in Nederland: schaatsen, warme chocolade, en een gezond klimaat!"
Daar moest ik wel even over nadenken.
Ik nam mijn intrek in het Masonic Hotel, en ontbeet er de volgende ochtend met een hond die
"Theo" heette (net als mijn broer die in Zuid-Frankrijk woont). Hij was dol op mijn boterhammen
met ei. Vervolgens wandelde ik naar Tauranga Boys College. Ik sprak er met het schoolhoofd.
Hij luisterde aandachtig naar mijn uiteenzettingen, en raadde me aan nooit op "regraded vacancies"
te solliciteren (daar hebben ze al iemand voor), maar alleen op "actual vacancies". Hij liet me
alle sportmedailles en erelijsten van de school zien, en we lunchten samen in de kantine. Dat
was het dan weer.
Ik keek wat rond in het moderne winkelcentrum van Tauranga. Het is zo iets als ons winkelcentrum
Kastelenplein in Eindhoven-zuid. Daarna stapte ik op de bus, en reisde door de Tauraki Plains
en over de snelweg naar Auckland. Ik zal de exotische namen noemen van de plaatsen waar ik langs
kwam: te Puna, Katikati, Waihi Beach, Ngatea, Pukekohe, Papakura, Manukau, Papatoetoe, Otahuhu,
Mount Wellington, Ellerslie, Penrose, Greenlane, Market Road, Khyber Pass, Wellesley Street.
Heb je dat? Het ging erg langzaam, want de chauffeur stopte om de haverklap om ergens een
postpakketje af te leveren en een praatje te maken.
19. Terug in Auckland ging ik naar Aspen Lodge, niet ver van Downtown. Het kostte er veertien
dollar per nacht. Ik betaalde voor zeven nachten vooruit. "You look lost", zei de hoteleigenaar.
Hier logeerde ook een pas geëmigreerd gezin uit Nederland, met drie lawaaiige kinderen.
De man vertelde dat hij "eigenlijk alles" kon, maar dat leek me wat overdreven. Ze hadden
ellendige weken achter de rug, te wijten aan zeer slechte huisvesting.
Ik vervoegde me weer bij de Nederlandse consul, de heer Kortenhorst. Hij zei tegen mij dat ik
gerust kon emigreren, met een portie zelfvertrouwen en een hoop geld. De job kwam dan vanzelf
wel. Omdat wij nauwelijks kapitaal hebben, zit emigreren er dus voorlopig niet in.
In de lange week vóór mijn vertrek uit Nieuw-Zeeland wilde ik de kosten van het
overleven bestuderen. De City Mission aan Karangahape Road verkoopt colberts voor tien dollar.
Beroemd en berucht zijn de flee markets en garage sales. Een vies appartement kost vijfenveertig
dollar, en een redelijk onderkomen komt op het dubbele. Voor de laatste week had ik mezelf een
rantsoen van krentenbollen en water toebedacht, om te voelen hoe dat is. Waarom moest ik
doorlopend aan "Ivanhoe" denken?
Nadat ik dit twee dagen had volgehouden, ontmoette ik in Aspen Lodge een oude kameraad, de
Italiaan uit Rotorua. Later kwamen de twee Engelse leraressen ook in het hotel. Aspen Lodge
is een zusteronderneming van Spa Tourist Hotel, en we hadden allemaal het advies van onze
gastvrouw in Rotorua gevolgd om, alvorens op het vliegtuig te stappen, in Auckland in Aspen
Lodge te logeren.
Met de Italiaan bezocht ik het Museum of Transport and Technology, waar onder andere een
ruimtecabine is die hier in de buurt in de oceaan geland was. Daarna gingen we naar de Zoo,
waar de papegaai "Hello, darling, another cup of tea?" roept. Een andere dag kwamen we als
vanzelf in een nagebouwd pioniersdorpje terecht. Vanaf het viaduct in Grey Lynn een helling
afdalend, bereikten we een oud kerkhof waar enkele van deze pioniers begraven liggen.
Indien de doden oren hadden om te horen, zouden ze het verkeer over zich heen horen razen.
We aten samen tosti's in een lunchroom, en 's avonds frietjes bij Mac Donald, maar we
hebben vergeten elkaar naar onze adressen buiten Nieuw-Zeeland te vragen.
Er lopen hier veel Japanse matrozen rond. In het hotel ontmoette ik een pasgetrouwd stel op
doorreis naar de Southern Alps om te skiën.
Aan Karangahape Road ligt de Auckland Girls Grammar School. Op de voorlaatste dag van mijn
verblijf in Nieuw-Zeeland stapte ik er maar eens binnen om de wiskundeboeken te bekijken.
Het waren saaie lesjesboeken. Het was of de leraressen bang van mij waren, en de directrice
was erg kortaf en "to the point". Zag ik er moe uit? Maar de leerlingen in haar blauwe
uniformen lachten en keken mij onbevangen aan.
En zo verstreek de tijd. Ik wandelde langs de Lion's Breweries waar het ongelooflijk naar bier
stonk. Ik zag de Chinese acupuncturist boven in Queen Street, en de Kindergarten ook daar in
de buurt. Ik wandelde voor het laatst door Albert Park.
Was mijn reis geslaagd? Ik wist nu dat ik hier echt wilde wonen, en wat de mogelijkheden waren.
Eindelijk stapte ik op het vliegtuig naar Singapore, vastbesloten om, eens, Nieuw-Zeeland
terug te zien.
20. De vliegmachine vloog mij naar Singapore. Op het vliegveld vroeg ik naar een hotel. Het
goedkoopste dat ze hadden was het Majestic Hotel. Ik vroeg de buschauffeur of hij me zou
waarschuwen wanneer we bij Majestic waren, maar hij reed me naar het eindpunt. Een taxi
bracht me vervolgens naar Geylang Road. De taxichauffeur zei dat daar een beter hotel was,
maar het ging hem natuurlijk om de commissie die de hoteleigenaar betaalde.
Zo kwam ik bij Keng Low. De Chinezen sliepen er in de gang op stapelbedden, maar voor mij was
er een prachtige kamer met ligbad en ventilator, en spiegels aan het plafond. Het kostte
vijftig Singaporedollars per nacht, niet veel meer dan vijftig gulden, en dat was nog altijd
goedkoper dan hotel Equatorial, waar ik vorige maand gelogeerd had. Helaas maakte de
ventilator een verschrikkelijk lawaai.
De volgende morgen stond ik vroeg op om een wandeling te maken. Ik moest de gastvrouw gerust
stellen, die dacht dat ik er vandoor ging. Je moet hier uitkijken dat je niet voor drughandelaar
wordt aangezien, want die schieten ze dood.
Ik vroeg koffie en een ontbijt aan de gastvrouw, enige uren later, maar kreeg alleen koffie
en een zachtgekookt ei in een glaasje. Doch de vriendelijkheid waarmee ze mij van dienst was,
vergoedde veel. Ondertussen stond de gang vol met schoolmeisjes die haar tanden moesten
poetsen.
Twee katten hielden een serenade. Overal in de omgeving stonden wierook-altaren. Op de
straathoeken roert men in pannetjes, en maakt toilet waar iedereen bij is.
Het is hier bijna overal brandschoon. Als je een papiertje op straat gooit, kun je tien dollar
boete krijgen. Je moet ook geen lange haren hebben, want dan word je overal als laatste
geholpen. Althans, zo luiden de instructies van de overheid.
In een klein winkeltje kocht ik de blikken dubbeldekkerbusjes waar de kinderen later zo blij
mee zouden zijn. En vervolgens ging ik naar de botanische tuinen, en genoot van de vijver met
zwarte zwanen. Je zit daar op zo'n terrasje met de zwanen vóór je, de koffie
naast je, de zon boven je, en de eeuwig glimlachende dienstertjes achter je.
's Avonds had ik een gesprek met twee jongens van een jaar of tien. Zij spreken beter Engels
dan de ouderen. Ik vroeg ze wat ze van Nederland wisten. Hun antwoord luidde dat zij Johan
Cruijff kenden, dat koningin Juliana de rijkste vrouw van de wereld was, en dat Amsterdam het
mafiacentrum voor de drugswereld is. Zij namen mij mee naar het dak van een flatje, om samen
het vuurwerk te bewonderen dat ter gelegenheid van de Nationale Feestdag werd afgeschoten.
21. Toen de laatste dag van mijn lange reis was aangebroken, sjokte ik met mijn koffer in de
richting van Bedok Shopping Center. Het is daar half oosters, half westers, met normale
prijzen, en dat verwacht je eigenlijk niet in dit land van uitersten. Nadat ik daar Cola
gedronken had, nam ik de bus naar Changi Airport. Daar ging ik bij de fontein zitten en keek
naar de reizigers.
Weer steeg het vliegtuig op, en vloog ik hoger dan de wolken. Twee Indonesische dames, moeder
en dochter, zaten in de stoelen naast mij. Zij waren op weg naar een penvriendin in Winschoten.
In Bahrein voelde ik pas goed hoe moe ik was, maar twee Engelse dametjes zaten energiek te
kaarten. Een sjeik met drie gesluierde haremdames en twee verwende kinderen behoorde eveneens
tot de wachtenden.
Er kwam geen einde aan de vlucht. Of toch, het ging plotseling heel snel. De voorlaatste
bushalte was Parijs. Daarna moest er nog vlug even gegeten worden. De stewardessen renden
haastig rond om ons van het nodige te voorzien. En toen ik in Nederland mijn koffer van de
band ging vissen, stonden jullie te zwaaien achter het glas en de dranghekken.
klik hier voor de eerste bladzijde van dit reisverhaal
klik hier om naar mijn hoofdpagina te gaan
klik hier voor de lezing over Galoistheorie
klik hier voor een Engelse versie van mijn reisverhaal