CURSUS PROJECTIEVE MEETKUNDE
§ 14: Involuties
Definitie : Een niet-triviale projectiviteit φ van een lijn l op zichzelf (of van een schaar L op zichzelf) heet involutie indien φ2 de identiteit is.
Stelling : Indien een projectiviteit φ van l op zichzelf (of van L op zichzelf) twee punten (lijnen) verwisselt, is φ een involutie.
Bewijs : Stel dat φ de punten A en B verwisselt, en zij X een derde punt op l. Dan (A, B; X, φ(X)) =
(φ(A), φ(B); φ(X), φ2(X)) = (B, A; φ(X), φ2(X)).
Ook is (A, B; X, φ(X)) = (B, A; φ(X), X). Dus geldt volgens O38 dat φ2(X) = X.
Opmerking : {X, φ(X)} heet paar van de involutie.
Stelling : Indien een involutie φ een dekpunt P (invariante lijn p) heeft, dan heeft φ nog een dekpunt R ≠ P (invariante lijn r ≠ p),
en de paren van φ scheiden {P,R} harmonisch.
Bewijs : Zij {X,φ(X)} een paar van φ met X ≠ φ(X). Zij R de vierde harmonische bij P en {X,φ(X)}. We moeten bewijzen dat
φ(R) = R. (Dan volgt vanzelf dat elke X dezelfde R oplevert, omdat een niet-triviale projectiviteit hoogstens twee dekpunten kan hebben.)
Welnu: (P, R; X, φ(X)) = -1, dus (P, R; X, φ(X)) = (R, P; X, φ(X)). Ook
(P, R; X, φ(X)) = (φ(P), φ(R); φ(X), φ2(X)) = (P, φ(R); φ(X), X) =
(φ(R), P; X, φ(X)).
Volgens O38 is φ(R) = R.
Opmerking : We zijn dus in staat om van elk punt op l (elke lijn door L) het beeldpunt (de beeldlijn) te construeren als de dekpunten (invariante lijnen) gegeven zijn (zie O49).
Opmerking : De stelling impliceert dat er geen parabolische involuties bestaan.
De involutie met paren {A,A'} en {B,B'} is elliptisch indien {A,A'} en {B,B'} elkaar scheiden. Want stel dat deze involutie hyperbolisch is met
dekpunten P en Q.
Vanwege de harmonische liggingen bij een hyperbolische involutie zou volgen:
x2/(x2+x3+x4+x5) = (x3+x4)/x5 en
(x1+x2)/(x1+x2+x3+x4+x5) = x3/(x4+x5).
Er volgt tegenspraak omdat het eerste getal kleiner is dan het derde (ga na) en het tweede groter dan het vierde.
O55 Bepaal de matrix van de involutie met paren {(4,-5),(1,2)} en {(5,-4),(2,1)}.
O56 Wanneer is ρ((a,b),(c,d)) de matrix van een involutie? Wanneer is deze hyperbolisch, wanneer elliptisch?
O57 Stel r(X1, ...) ∧_ s(X2, ...) met Pappuslijn p, en s(X2, ...)
∧= r(X3, ...) met centrum P.
Bewijs dat het product r(X1, ...) ∧_ r(X3, ...) precies dan een involutie is als P op p ligt.
O58 Gegeven is dat op een puntenreeks l het paar {P,Q} de paren {A,A'} en {B,B'} harmonisch scheidt.
Bewijs dat {A',B'} paar is van de involutie met paren {P,Q} en {A,B}.