PIET RIJSTEPAP ALS STUDENT


Toen Piet Rijstepap een jaar of twintig was, schreef hij zich in als student in de Franse taal en letterkunde aan de hogere opleidingen te Genk. Deze opleidingen stonden wijd en zijd bekend als de beste van het land. Op een mooie zonnige septemberdag fietste hij erheen om een indruk te krijgen van wat hem te wachten stond.
Het gebouw van de opleidingen was een prachtig oud klooster. Je kon er heerlijk door de oude kloostergangen dwalen. De oude kapel was nu ingericht als aula, maar als Piet zijn ogen dicht deed, hoorde hij de monniken nog het Gregoriaans zingen. Verder waren er veel grote klaslokalen, waarin talloze studenten ademloos luisterden naar professoren die blijkbaar volgaarne en bekwaam uitleg gaven.


Met bonzend hart klopte Piet op een grote houten deur, waarop met sierlijke letters "Rector" was gegraveerd. Een zware melodieuze stem zei "binnen", en toen Piet de zware deur had opengedaan, zag hij in de verte een statige en baardige man achter een groot bureau zitten. Dat was natuurlijk de rector zelf, die vriendelijk gebaarde dat hij naderbij moest treden.
Piet nam plaats in een grote leunstoel die met velours was bekleed. "Goede morgen", zei hij dapper, "Mijn naam is Piet Rijstepap". En toen de rector minzaam knikte, vervolgde hij: "Ik kom me inschrijven als student in de Franse taal en letterkunde." De rector lachte in zijn vuistje, rinkelde met een belletje, en vroeg: "Gebruikt u suiker en melk in de koffie?"

Een keurige juffrouw bracht koffie, melk, suiker en koekjes. Toen zij Piet met droevig gezicht van het nodige voorzien had, ging zij zachtjes schreiend de deur uit. De rector keek haar somber na, richtte zich toen weer vriendelijk tot Piet, en zei met een brok in de keel: "De colleges zijn al begonnen. Komt u terug in september."
De rest van de dag bracht Piet door in Genk. Het viel hem op dat er veel Italianen woonden. Het 'O Sole Mio' klonk alom, zo ook het 'Santa Lucia' en het 'Ninna Nanna'. Aan het eind van de middag fietste hij kalm en gerust naar Maastricht terug.

In september daaropvolgend kwam Piet terug in Genk, en schrok zich wezenloos. Het prachtige oude klooster was verdwenen. Waar het klooster gestaan had, stond nu een gebouw van staal, glas en beton. Blijkens het bordje waar "Hogere Opleidingen" op stond, was hij wel degelijk op het juiste adres.
Hij trad binnen, en had binnen enkele seconden ALLES gezien: een grote zaal met tal van computers, en hier en daar een vergaderhoekje met een koffie-automaat. Er zaten hier en daar studenten, maar de grijsharige docenten in hemdsmouwen waren in de meerderheid. Hij zag de rector met een trui aan in een glazen kantoortje zitten, kennelijk om inlichtingen te verstrekken, en de koffiejuffrouwen zaten pontificaal midden in de zaal en dronken koffie uit plastic bekertjes...