Mijn liefste Mary
Kom, haal een halve liter wijn,
en breng het in een zilveren flessie;
dan drink ik nu, voordat ik ga,
een heildronk aan mijn liefste lassie.
De sloep deint bij de pier van Leith;
de wind blaast luide van de Ferry;
het schip wacht bij de Berwick-law,
en ik moet weg, mijn liefste Mary.
Trompetsignaal en vlagvertoon,
de speren worden opgesteld.
Het krijgsrumoer hoort men van ver,
een boordkanon dat schepen velt.
Wat maakt dat ik nog talmen wil
is niet de deining of de herrie,
of oorlogsbloed, of blinkend staal,
maar u te missen, liefste Mary!
De oevers van de river Doon
O, bloemen langs de river Doon,
waarom verwelkt uw schoonheid niet?
O, vogels, zingend in het groen,
te vrij en vrolijk klinkt uw lied!
Gij tjilpt maar verder, ben ik bang,
scheert langs de doornen heen en weer,
maar mijn verdriet duurt al te lang,
want nooit zie ik mijn liefste weer.
Vaak zwierf ik langs de waterkant,
en elke mees bezong zijn lief.
Een veldboeketje in mijn hand,
bezong ook ik mijn hartendief.
Vol vreugd heb ik een roos geplukt,
die bloeide langs de oeverwei.
Mijn liefste heeft haar weggerukt
en liet, helaas, de doorn bij mij.
De gewonde haas
Onmens, ik spuug op jouw barbaarse stiel!
Ontplof maar met je moordbeluste ogen.
Dat niemand je verkwikt met mededogen,
en nooit zij er nog vreugde in jouw ziel.
En jij, o arme dwaalgast op het land,
leef jij nog maar een poosje in het woud.
Het groene veld en dorre kreupelhout
brengt jou als voedsel enkel bloed en zand.
Maak in de bosjes maar een plaats van rust.
Het wordt dan wel je doodsbed, arm wrak.
De biezen geven je wat onderdak,
't is koude aarde die jouw karkas kust.
Vaak, als ik aan de oever van de Nith
al mijmerend de stralen van de ochtend wacht,
zie ik weer hoe jij rent door de bedauwde gracht:
een rotzak die jou hier niet lekker lopen liet!
Grafschrift
Gedenkt hem, vaders van het dorp,
die dikwijls voor u waarnam,
en, waart gij weken weg van huis,
in elk huisje klaar kwam.
En kinderen die naar school toe gaat,
in drommen komt gij nader,
treedt zachtjes op zijn verse graf,
wellicht is hij uw vader!
Voor Jeanie Scott en miss Ainslie resp.
Was vroeger elke Schot als jou,
o Jeanie Scott, geschapen,
de dappersten van Engeland
waren gevlucht als apen.
O lieve meid, wees maar niet bang,
de preek was voor een bengel
die allerlei heeft uitgespookt,
maar jij bent zelf een engel.
Over politiek
De ketel van de Kerk en Staat,
daar komt wel eens een barst in.
Maar lappers uit het buitenland
die krijgen hier geen part in.
De ketel werd met bloed gekocht,
wie durft hem te bederven?
Verdorie, de hooghartige
zal in de ketel sterven!
(Vertalingen: H.F.H.Reuvers)